Fase 3: Aanspreekbaarheidsfase 


Typering/kenmerken

In deze periode geeft het kind aan echt mee te willen doen met de andere kinderen in de groep. Dit vereist echter een aantal vaardigheden zoals het kunnen inspelen op de situatie en het kunnen reageren op nieuwe ontwikkelingen, zoals verandering van spelvorm en speelkameraad. Het betekent ook dat het kind in staat moet zijn activiteiten onder woorden te brengen en dat het de plaats van handeling moet kunnen geven. Een ander signaal dat het kind zeker kan geven is het vermogen om ergens voorkeur of afkeer van te hebben. In deze periode zal het kind ook meer verwijzen naar het verleden of de toekomst. Het slaagt erin om meer los te komen van het concrete. Het kind zal op een volwaardige manier participeren in het sociale interactieproces.


Voorwaarden

Tijdens deze en de vorige fase is het belangrijk dat je woordenschat aanleert. Hiervoor moet je de viertakt gebruiken. Bij het aanleren van woorden doorlopen we volgende 4 stappen.

  • Voorbewerken: Hierbij is het van belang dat je een gunstige beginsituatie creëert. Dat betekent dat we een juiste context moeten organiseren waarbij we ook voorkennis activeren en de leerling betrokken maken bij het geheel.
  • Semantiseren: In de gecreëerde context wordt het te leren woord voor het eerst aangeboden. Hierbij wordt ook de woordbetekenis duidelijk gemaakt. Het gaat dus om het expliciet uitleggen en het toelichten van de betekenis. Hier is het ook belangrijk dat je de 3  uitjes gebruikt.

1. Uitbeelden: 

De leerkracht moet alle concrete woorden of handelingen in beeld kunnen brengen. Voorwerpen worden getoond (in het echt of op een plaatje) en handelingen worden in de klas voorgedaan. Bij abstracte voorbeelden die je niet direct kunt tonen of voordoen, moet je in je klas een context creëren waarin de betekenis duidelijk naar voren komt. Proeven, ruiken, voelen,... kan zeker en vast!

2.  Uitleggen: 

De verbale uitleg die de uitbeelding vergezelt, moet kort en duidelijk zijn, waarbinnen het aan te leren woord steeds nadrukkelijk de aandacht krijgt.

3. Uitbreiden: 

Aangezien woorden geen losse eenheden zijn, moeten ze worden geclusterd met woorden waarmee ze sterk zijn verbonden. Ze komen vaak samen voor en worden ook zodanig bij elkaar in de woordenschat opgeslagen.


  • Consolideren: Als leerlingen de betekenis van een woord begrijpen, moet het woord met de betekenis nog worden onthouden. Het gaat om de inprenting ervan.
  • Controleren: Om te controleren of de te leren woorden ook werkelijk onthouden zijn, moet de leerkracht elk woord terugvragen. We gaan na of het woord en de behandelde betekenissen verworven zijn.

Leer niet enkel zelfstandige naamwoorden aan maar ook voegwoorden, vraagwoorden, bijvoeglijke naamwoorden,... 

Tips en tricks


Zorg voor bij het verduidelijken dat je zowel verbale als non-verbale middelen gebruikt.

  • Zorg voor een ware prikkel bij het voorbewerken. Maak de leerling actief en gemotiveerd.
  • Roep voorkennis op in thema's. Zorg voor thema's die ze kunnen toepassen, thema's van in de nu.
  • Het nieuw te leren woord kan pas echt onthouden worden als je het maar liefst 7 keer aanhaalt. Dit best niet in 1 les maar in 2 of meerdere lessen. Dit kan je doen door een verhaal te vertellen. Hierbij leg je linken met andere woorden. Bv. boekentas met school met agenda enzoverder.
  • Bij het controleren is van belang:

                    1.  Bij het controleren is het echter belangrijk dat je ook op een langere termijn controleert om te zien welke kennis is blijven hangen.

                  2. Variatie bij het controleren is belangrijk. Eerst een bekende en dan een onbekende context,                   eerst een passieve en dan een actieve controletaak, eerst mondeling en dan pas schriftelijk.

               3. Als de leerlingen de woorden onvoldoende kennen, moeten ze een nieuwe semantiseerronde krijgen.

           4. De leerkracht vraagt terug wat als leerdoel is gesteld. Dat betekent dat er op verschillende aspecten of op een combinatie van aspecten gecontroleerd kan worden:

  • Alleen de betekenis ( passief of actief)
  • De juiste schrijfwijze en/of uitspraak ( actief of passief)
  • In een contextzin of apart (actief/passief)
  • In een combinatie met andere woorden uit hetzelfde semantische veld of los ervan


Bachelorproef Kelly Martens
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin